Het mag gezegd worden, Wes Anderson
verbaast mij keer op keer met zijn diverse stijl aan onderwerpen. Hoewel Darjeeling Limited voor mij op ieder
vlak tekort schoot aan inhoud, deed Anderson de achterstallige goede
verwachtingen van het publiek de lucht in schieten met zijn The Fantastic Mr. Fox. In ieder geval, dit
keer geen vossen, maar wel een charmant sprookje over twee twaalfjarige
probleemkinderen die samen op de vlucht zijn voor het ouderlijk toezicht. Moonrise Kingdom had alweer hoge
verwachtingen, maar dit keer kan ik ze terecht beamen.
Twee nieuwe gezichten, Jared Gilman en
Kara Hayward, vertolken de rol van Sam en Suzy. Deze muurbloempjes leren elkaar
kennen in een wel zeer originele situatie - zoals ook de rest van de
gebeurtenissen in de film - en worden verliefd. Sam maakt deel uit van de
locale “kaki-scouts”, waar alles uitzonderlijk net en georganiseerd verloopt.
Samen met Suzy, die ontdekt dat haar ouders haar beschouwen als een probleemkind,
loopt hij weg op zoek naar avontuur en vrijheid. De lokale politie, de ouders
van Suzy en de scouts zetten een zoektocht op gang, terwijl Sam en Suzy er een
stijlvol kampeeruitje op na houden. Naar het einde van de film toe waren de
gelijkenissen met de moderne Peter Pan groter dan de verschillen. Maar in
tegenstelling tot dat sprookje, werpt Anderson ook een blik op de oudere
generatie en laat alle clichés achterwege. Suzy’s ouders spreken nauwelijks
tegen elkaar, slapen in aparte bedden en bovendien houdt Suzy’s moeder er en
affaire op na met Captain Sharp, gespeeld door de immer in de filmwereld
wederkerende Bruce Willis. Geen stoere Bruce in astronautenpak of in het bezit
zijnde van tien handgranaten, maar wel een kwetsbare politieagent die in
een triestige caravan woont en afgewezen wordt door de enige vrouw op aarde die hij
graag kan zien.
Vermeldenswaardig is ook de keuze van
muziek voor deze film. Naast een alweer onvergetelijke en originele score van
Alexandre Desplat weet Anderson ook perfect klassieke muziek te combineren met
de beelden. Benjamin Britton krijgt de eer om de openingscène leven in te
blazen en een glimlach op je gezicht te toveren wanneer je ‘The Young Person’s Guide To The Orchestra’
hoort, een muziekstuk dat toegelicht wordt voor kinderen met een analyse van het
orkest.
Opvallend was dit keer zijn
beeldcompositie, waarbij we af en toe stillevens te zien kregen. Liefhebbers
kunnen er soms niet genoeg van krijgen, maar de kleingeestige vitter zal waarschijnlijk al na een paar keer met de ogen rollen. Love
it or hate it, zo beschrijven ze vaak Anderson’s stijl. Nochtans, hij
slaagt er als geen ander in om eigenaardige situaties charmant en simpel te
laten overkomen zodat een evenwichtige nuance ontstaat. Desalniettemin kan ik
deze film niet onder de noemer ‘simpel’ plaatsen, want de complexe maar o zo
droge dialogen maken Anderson’s stijl weer helemaal af. Kortom, een relatief alledaagse
thematiek met een bekoorlijke cast en scherpe humor. Het was beslist een geneugte
om naar te kijken.